Eindejaarsbluescafé

Geplaatst op

Ergens op een dorpspleintje van een Maaslands gehucht zitten drie jonkmannen te kaarten in een bistro. Het is de enige dag dat hij niet aan één of andere feestdis zit, zegt er eentje. Hou jong, knikken de twee andere terwijl ze hun pintje leeg drinken en heel serieus naar de kaartenwaaier in hun handen kijken. Hij is goed bezig, hij zal wellicht als eerste van straat zijn.

Buiten miezert het. Regendruppels tikken tegen het raam, schuiven naar beneden, trachten in de naden tussen ondoordringbare klinkers te sijpelen, hopen op in zonken, goten, grachten en velden. HBVL meldt dat de gallowaystier die op een eiland in de Maas verzeild is geraakt, voorlopig niet gered moet worden. Er valt daar nog wel wat te grazen en het zijn goede zwemmers.

Een tafeltje verderop huist een date. Ik vraag me af waarom ze hier afgesproken hebben. Ze hadden naar Maastricht kunnen gaan. Misschien dat je op een gegeven moment die moeite niet meer doet voor de liefde die toch steeds weer door je vingers glipt. Ze gieten zichzelf moed in met zware bieren want het gesprek wil niet echt vlotten. Dat blijkt een succesvolle strategie: een half uur later zegt de vrouw dat ze een neus-je heeft voor zaken waarbij ze over de tafel leunt en de man aanport haar neus aan te raken. De uitbaatster praat Engels en brengt hen ten bitterballs en two times nog es the same biertjes.

Een vrouw zegt drie keer dat ze een thee wil. Tea. Kamille. Kamomille. Camile. Camel? Ze krijgt een lindethee met een Limburgs speculaasje en spoelt daarmee Marxistische literatuur over oorlog door. Ze haalt een pen uit haar sacoche en tekent accolades achter interessante zinnen. Dat het bloed van de gesneuvelden geen stroom mag zijn die verdeelt wat de huidige ellende en de toekomstige hoop verenigt.

Dat het cement moet zijn dat voor altijd zal verbinden. Een man drinkt een koffie met een borrelke en kijkt naar buiten. Hij telt de regendruppels die van het raam naar beneden schuiven al lang niet meer. De Maas zal hoog staan. Misschien dat ie straks een kijkje nemen gaat. Waar zijn jullie mannen? vraagt Clara Zetkin. Wie betaalt de rekening? What? De rekening! What? Sorry, what?!

Wij, het bos

Geplaatst op

Wie bamboe plant, belooft een bos.
Een bos manifesteert zich. Een bos is meer dan zijn bomen.
Het is al zijn bewoners. Een verticale gemeenschap.
Van diep onder de grond tot in zijn wuivende kruinen.
Innig met elkaar verbonden. Een web
met communicatieknooppunten, onderlinge relaties,
sociale cohesie. Empathie, zorgzaamheid, co-creatie, daadkracht.

Wij maken keuzes. Wij zijn intelligent.
Wij communiceren. Wij boetseren verhalen
waarin gij niet meer dan een bijrol speelt.
We openen en sluiten uw dag.
We verspreiden uw zaad.
Wij telen uw voedsel opdat ge bamboe planten zou.

Wie bamboe plant, belooft een bos.
Geen tuin. Geen schaduwrijk terras.
Geen landingsbaan voor zacht gekwetter.
Geen steunpalen voor een hangmat.
Geen spatwand voor een buitenkeuken.

Wie bamboe plant, belooft een bos.
Woekerend, levend, zichzelf voortplantend,
onverschillig, enthousiast, agressief, dominant.
Overheersend, hypnotisch, penetrant, cyclisch.

Ge vraagt u af of ge in cirkels loopt.
Ben ik hier al geweest?
Zal ik überhaupt ooit ergens aankomen?

Google maps ligt op zijn gat.

Ge zijt vergeten hoe te navigeren.
Ge zijt vergeten hoe u te oriënteren.
Ge zijt vergeten hoe te communiceren.

Ge spreekt de taal niet meer.
Ge zijt verloren.
Ge zijt grandioos verloren.

Wij manifesteren ons.
Wij, bewoners van het bos.
Wij, het bos.

An immersive experience: La Manifestation

Geplaatst op

Precies drie jaar geleden – op 13 maart 2023 – werden we voor onbepaalde tijd opgesloten. Laat ons dat nooit meer doen.

Dagboekfragment 31 januari 2021
Waauw. Na bijna een jaar zonder theater, werd ik gisteren samen met een select clubje uitverkorenen ondergedompeld in een staaltje fantastisch belevingstheater! “An immersive experience: La Manifestation”

De ervaring begon in het station van Leuven. Daar parkeerden we onze auto, kregen we een koffie aangeboden en stapten we – zonder al te veel voorkennis – op de IC trein richting Blankenberge. De ambiance was gemoedelijk zondags maar sloeg bruusk om toen we in Brussel Noord aankwamen. Onze trein arriveerde op een perron waar over de volledige lengte van de trein, om de twee meter een knokbaas in volle wapenuitrusting (pantser, kogelvrij vest, helm, wapenstok, schild) stond opgesteld. Een erehaag van machtsvertoon. Gelukkig hadden wij de instructie gekregen om in Brussel Centraal uit te stappen, maar de grimmigheid had zich genesteld. Met een klein hartje – wat had men voor ons in petto? Hadden we er wel juist aan gedaan om ons hiervoor op te geven? Waren we ondertussen niet té zeer vervreemd van die bijzondere, artistieke, absurde laag van beleving? – stapten we uit in Centraal. Op het eerste zicht waren de gepantserde vechtjassen hier niet aanwezig, maar we voelden als het ware hun priemende ogen op onze huid. Nauwlettend kabbelden we mee naar buiten met een kleine stroom reizigers. Daar zagen we hoe een groepje manifestanten omsingeld werd door eenzelfde politionele knokploeg. We besloten de actie vanop een afstandje te bekijken. Ondertussen zochten we naar medebelevenaars. Al gauw zagen we verschillende mensen met groene kokers rondlopen die uitgedeeld werden door een groepje jonge hippies, studenten die hun jeugd en hun recht op volwaardig onderwijs kwamen opeisen. We vertelden dat we erbij hoorden, dat we medestrijders waren en we kregen een koker, die – mits toverformule – een uitrolbare affiche bleek te zijn: With a loving heart we say freedom

Andere kompanen bleken van een geheel andere signatuur: moeders voor een democratische, humane wereld voor hun kinderen, twee bejaarden op een bloemenfiets tegen het vaccin, kunstenaars voor een stip op de horizon, een directrice van een home wiens geweten niet meer zweeg sinds de gedwongen opsluiting van haar bewoners tijdens de eerste lockdown, kleine ondernemers op de rand van het faillissement en andere – volgens het Nieuwe Normaal – abnormale burgers.

We zagen te laat dat in alle invalshoeken de witte champignonhoedjes van de gepantserde brigade planmatig uit de grond schoten. Hier met paarden, daar met honden, overal met een wapenstok in de aanslag. We begrepen dat communicatie via intimidatie symbolisch en visueel zou plaatsvinden. We werden tergend traag maar meedogenloos bij elkaar gedreven. Ondertussen strooiden onze smartphones verwarring met berichten dat een bende hooligans en relschoppers gearresteerd werd aan Brussel Centraal. Er waren wapens gevonden en iedereen was opgepakt. Ging het over ons? Waren wij de hooligans? Waren de groene kokers gemaakt van staal? Wat zat er in mijn koffie?

“Waarom staat u hier, mevrouw?”

Ik sta hier voor een humaan, proportioneel, democratisch beleid.

De hippies draaien liedjes van Bob Marley. We dansen, zingen, roepen van tous ensemble en van vive la liberté en alors on danse. Maar de dansvloer wordt steeds kleiner, dichter bevolkt en van c*proof manifesteren is al lang geen sprake meer. We zijn omsingeld en in de minderheid. Eén voor één worden we uit de vreedzame moshpit geplukt, met colsonbandjes geboeid en An der Nordseeküste-gewijs op de grond geïnstalleerd. We zijn nu officieel superverspreiders. Iemand blaat. We lachen. Vechtjassen te paard paraderen in cirkels rondom ons. Quel spectacle! Quel cirque! Applaus! Maar we zijn geboeid. Dus we joelen.

Na een uur van nog meer machtsvertoon (dat stukje vond ik eerlijk gezegd een beetje langdradig) worden we, dicht opeen gepropt in busjes, naar een politiekazerne gebracht. Iedereen ontdoet zich eigenhandig van zijn slappe boeien. Dat is prima, want het stelt allemaal ook niets voor (zegt een agent) en we zijn bovendien ongevaarlijk. In de kazerne worden we verdeeld in grote cellen. We krijgen wafels, water, thermische dekens, maar geen boete. Er kan ons immers niets ten laste gelegd worden. Het einde van de experience nadert. We ontspannen, smeden banden en plannen voor toekomstig verzet. Dat ik Telegram moet installeren. Dat je een maatschappij niet kan blijven opsluiten. Dat de Belg een mak persoontje is. Ondertussen ontdoen de vechtjassen zich van hun pantser (het blijken gewone mensen te zijn). Ze openen de deuren van onze cellen en roepen in koor: “Vous êtes libres messieurs dames! Le spectacle est terminé!”

We staan op en geven hen een staande ovatie.

We tekenen nog voor ontslag en krijgen dan een busrit aangeboden naar Brussel Centraal. Daar staat een trein – netjes op tijd, vóór de avondklok luidt – richting Leuven ons op te wachten aan een vredig perron. Iemand neemt een groene koker uit zijn broekzak, steekt hem op, inhaleert en blaast aërosolen van Belgisch surrealisme besmettelijk in het rond.

Leve het Vrije Woord!

Geplaatst op

Vorige week nam ik deel aan een opleidingsweekend. Ik had een lange rit achter de rug en ik schoof aan bij de ontvangstkoffie. Iemand vroeg me of ik de workshop ‘Genderneutraal lesgeven’ zou volgen. Ik schudde mijn hoofd. Waarom niet? vroeg dezelfde persoon. Ik was een beetje van mijn melk door deze vraag en ik had bovendien mijn onbeschofte citétaal nog niet helemaal doorgespoeld, dus ik zei: Ja, buh, ik vindazever. Een stiltebom. Niemand zei iets en ik kreeg een hoofd als een tomaat. Ik probeerde me er nog uit te lullen door te zeggen dat ik vond dat er zoveel andere meer prangende kwesties waren, maar het maakte niks meer uit. Ik had zever gezegd. Zever. Ja, shit joh. Dat is hoe ik (soms) praat. Dat is de taal waar ik naar grijp als mijn lijf spreekt, als ik niet direct toegang vind tot mijn beschaafd vocabularium. Wa’n zever joh. Het nodigt niet direct uit tot gesprek. Tenzij je ook van de cité bent. Maar ik was duidelijk de enige die deze taal sprak.

Het voorval bleef door mijn hoofd zinderen. Ik vroeg me af of het wat uitgemaakt had als ik direct de juiste woorden gevonden had. Was er dan wel ruimte geweest voor een discussie hierover? Mag je vinden dat er wel erg veel aandacht is voor genderissues? Of word je dan gelijk gediskwalificeerd? En zou het iets moeten uitmaken op welke manier je iets verwoordt? Is het Vrije Woord onderworpen aan vorm- en toonregels? Er zijn mensen die de juiste woorden niet vinden omdat ze ze niet kennen, omdat ze geen boodschap hebben aan dure woorden, omdat ze niet academisch geschoold zijn, omdat zij ook één of andere vorm van brutale citétaal spreken. Hoe Vrij zijn hun Woorden dan?

Er worden heel wat vuisten gemaakt voor het Vrije Woord sinds het gedoe rond Pim Lammers. Maar waar strijden we eigenlijk voor? Strijden we wel voor het Vrije Woord? Ik heb daar mijn bedenkingen bij. Ik zie zeer veel tendensen en gebeurtenissen in onze maatschappij die mij het tegendeel zeggen. Mensen die hun job verliezen omdat ze een dissidente mening hebben en die ook uiten. Mensen die genegeerd, geridiculiseerd, geframed, gediskwalificeerd en gecanceld worden omdat hun mening bepaalde narratieven niet uitdraagt of deze tegenspreekt.


Wat betekent het Vrije Woord als het zich niet enkel aan vorm- en toonregels moet houden maar als het zich ook inhoudelijk moet dwingen in een normatief kader van wat gezegd mag worden? Het betekent dat het Vrije Woord geketend is. Het mag een beetje naar links en een beetje naar rechts schuiven, maar eens het zich buiten de grenzen van de norm durft te bewegen, staat het buiten spel, niet langer in staat om een punt te maken. Het geketende Vrije Woord. Ik hoef u niet te vertellen dat dat een contradictio in terminis is. Kwatsch in pakskes zouden we zeggen op de cité.

Where have all the hippies gone?

Geplaatst op

Where have all the hippies gone?
Are they sitting in their garden
sipping iced tea all day long?

Are they knitting socks
or don’t they do that anymore
in their big houses with heated floors?

Where have all the hippies gone?
Did they shave off their armpit hair
or their empathy?

Are they making love
or did they switch that rifle
to a different shoulder?

Where have all the hippies gone?
Could you imagine
them

Explaining the need to go to
asking, demanding, justifying leopards please
hoping, applauding, making a facebook fist for

peace?

De herrijzenis van de dandy

Geplaatst op

Over de rol van de kunsten in een tijd van crisis

We wandelen over een brede laan met aan weerszijden een colonne van dicht naast elkaar geplante loofbomen. “Te dicht”, zeg ik. “Te dicht om ze allemaal tot volle wasdom, nee… tot hun volle potentieel te laten uitgroeien. Het is hun lot om tegen elkaar aan te schuren, elkaar weg te drummen voor een spatje licht, voor een greintje aarde, voor een likje regen.” Gemondmaskerde bubbels komen ons in vlagen tegemoet. Ik beantwoord hun holle, angstige dan weer kijk-mij-eens-hoe-flink blikken met een resolute afwijzing van contact. “Maskers horen thuis in het theater”, snauw ik. Mijn lief stompt me in mijn zij. Ik haal mijn schouders op, het kan me al lang niet meer schelen dat ik niet denk wat ik hoor te denken. Dat ik niet spreek, schrijf of creëer binnen het nieuwe normatieve narratief. Sinds het begin van de coronacrisis zie ik tot mijn grote ontsteltenis hoe een groot deel van de kunstensector zich ontpopte tot een toonbeeld van veerkracht, positiviteit en – oh wee! – solidariteit. We steken met zijn allen artistieke riemen onder het hart. We wringen ons in nooit geziene bochten en gooien onze kunst als voorgekauwde troost, als braaf amusement, als instemmend vermaak virtueel te grabbel. We maken onszelf wijs dat tegen schenen schoppen, twijfelen, reflecteren en vasthouden aan idealen niet van toepassing is in tijden van oorlog. We trekken ons mooiste pakje aan, we onttrekken onze genagellakte tenen uit de klei van de maatschappij, we verkondigen luidkeels de dood van de sociaal geëngageerde kunst en bevestigen zo de zelfvervullende voorspelling dat we niet-essentieel zijn. Applaus.

“Misschien worden er binnenkort wel toekomstbomen aangeduid” zegt mijn lief. “Die kunnen dan volop licht, aarde en regen consumeren en majestueus groot worden!” Ik knik maar ik ben niet meteen laaiend enthousiast. Ik ben een vat vol vragen: “Wat gebeurt er met de kleinere exemplaren? Worden die gewoon bij het groot vuil gezet? Of worden ze elders opnieuw geplant? Kan je een adolescent überhaupt zomaar verplanten? En is er eigenlijk wel een elders? Is er plaats voor iedereen? Zijn we niet gewoon met te veel? Moeten we de ruimte koloniseren? Mag je het woord kolonisatie nog wel uitspreken als onderdeel van de menselijke droom?” Ik bevind me in een donkere ruimte op een ingebeeld podium, de arena, de exclusieve retoriek van de kunst, omringd door een publiek van oplichtende ogen zonder gezicht. De tegenstander lijkt ongrijpbaar: Een zelfverklaarde nietsnut van een dandy die geruisloos meedeint in een klimaat waarin de uitgesproken, ongegeneerde intolerantie van andersdenkenden gecultiveerd wordt, waarin wantrouwig gekeken wordt naar kwetsbare groepen, waarin zondebokken aangewezen worden zonder enig tastbaar bewijs.

We strijden met ongelijke wapens. Ik krijg een knoert van een kreet ‘Stay safe!’ op mijn neus en ik wankel. Ik roep: “De ware onttakeling van de taal ligt in de leuze!” En ik dreun eindeloos l’Homme Révolté van Camus op en in mijn tegenstanders amygdalae (ter regulatie van angst)…. De saletjonker schudt de literaire druppels van zich af, vermijdt dat ze gedestilleerd impact achterlaten en besmeurt me met nietszeggende woorden van troost en schoonheid. De menigte joelt gedempt achter zijn muilkorf. Ik neem mijn pen en ik graaf. Ik graaf in de diepte tot er vragen uit oprijzen: Hoeveel mag dit beleid aan menselijkheid, aan morele principes en aan vrijheid kosten? Mag solidariteit selectief zijn? Mag ik zelf beslissen welke maatschappelijke prioriteiten ik het hoogst in het vaandel draag? Wat is volksgezondheid? Is er een hiërarchie van lijden? De pronker hoest en proest van zoveel ongemakkelijke vragen, tuitelt en valt neer op de grond. Het publiek is in ademnood. Applaus.

“Je ziet het te negatief, schatje. Te traditioneel. Misschien moet je wat minder waarde hechten aan de materialiteit van de dingen?” Ik stop abrupt met wandelen. De maskerparade stokt, botst bijna tegen mijn potentieel besmettelijke lijf aan, zucht, wenst me meer meegaandheid toe en herneemt dan resoluut de gezamenlijke koers. We zijn een rotsformatie in de stroom. Golven van lotsverbondenheid klotsen tegen onze huid. Deinende klanken breken de ruggen van woorden en wachten betekenisloos op een nieuwe taal. “Wat bedoel je?” vraag ik geïrriteerd. Ik heb geen boodschap aan de neoplatonische, christelijke overtuiging dat het idee de materiële werkelijkheid overstijgt in waarde of betekenis. Ik heb geen boodschap aan op zichzelf staande virtualiteit. “Wij zijn ons lijf! Ons denken, ons samenzijn, ons geluk én onze onweerstaanbare neiging om te scheppen is onlosmakelijk verbonden met onze lijfelijkheid. Wij planten leven in en persen leven uit ons lijf. Wij lijden. Wij sterven. Wij boetseren, schilderen, schrijven, zingen, tekenen, dansen het onzichtbare zichtbaar. Wij zijn kunstenaars. Wij gedijen in materie.”

Applaus. Mijn belager swipet mijn vragen van zijn vel, staat recht en lacht. Het is een hologram. Dat zie ik nu pas. De realiteit past zich maar mondjesmaat aan aan de mallen van ons denken. Ik vraag me af of mijn wapens hem überhaupt deren. Hoe betekenisvol, hoe krachtig kan ons concept van kunst als materiële drager van al dan niet controversiële ideeën, overtuigingen en maatschappelijke kritiek zijn in een wereld die zich steeds virtueler manifesteert? De fysieke afstandsmaatregelen die deze crisis ons oplegt zijn effectief sociaal van aard. Ze zorgden immers voor een significante en wellicht blijvende opschaling van een steeds rigidere digitale ervaring van samenzijn en communicatie. Het fenomeen van cancel culture ligt voortdurend op de loer in deze virtuele manier van samenleven. Elk idee, elke overtuiging, elke uiting van protest of kritiek, elke visie die niet strookt met de onze kan in een kwestie van een click verwijderd worden uit onze invloedssfeer. We omringen ons met gelijkgestemden en maken onszelf wijs dat dit dé realiteit is. Welke functie kan ongemakkelijke, kritische kunst nog hebben in deze selectieve vorm van werkelijkheid? Zullen kunstenaars enkel voor eigen parochie kunnen preken? Of zal de dandy dan toch zegevieren?

La Sirène du Marais

Geplaatst op

De afgelopen week was ik in Parijs. Na een bezoek aan het Picasso-museum in de gezellige buurt Le Marais, dronk ik een koffietje in Le Sévigné. Het was het begin van een geweldig ongeloofwaardig verhaal…

le sévigné

De ietwat kleffe, doch uiterst charmante eigenaar heet mij volmondig welkom. Bonjour, Madame! Voulez-vous vous installer à l’intérieur? Ik knik en laat mij een plaats aanwijzen. Zijn Franse klanken glijden over mijn lijf, laten een spoor van sensualiteit achter dat mij haast doet oplichten. Mijn mondhoeken krullen omhoog. Merci, monsieur, c’est gentil. Ik lik zijn taal van mijn lippen. Mijn tong knettert. Hij lacht en brengt mij een menukaart die hij – terwijl hij zijn bovenlijf tegen mijn rug duwt en over mijn schouder kijkt – vakkundig openvouwt op tafel (alsof ik dat niet zelf zou kunnen). Zijn goedkoop parfum klimt in mijn haren. Ik lach. Kijk omhoog – mijn nekhaartjes popelen tegen zijn bovenarm – en zeg dat ik enkel een koffietje wil. Un petit café. Hij vindt het een goede keuze, zingt mee met Serge Gainsbourg terwijl hij mijn koffie prepareert. Ik vind hem vulgair en innemend.

Ik blijf drie koffies. Tot mijn hartslag torenhoog is. Als hij mijn rekening brengt, vraagt hij fluisterend: “Madame, t’as déjâ entendu l’histoire de la Sirène du Marais?”

Ik kijk omhoog. Mijn nekhaartjes weigeren te dansen. “Pourquoi vous me tutoyez?” vraag ik beledigd. Ik hou van formaliteiten.

De charmeur is niet onder de indruk. Hij haalt zijn schouders op, rekent af en gooit een kaartje op tafel. “Si vóus-voulez, Madame” zegt hij enigszins geïrriteerd “on peut se rencontrer”.

Se rencontrer? Wat bedoelt hij daarmee? We hebben ons toch al ontmoet? Of betekent dat nog iets anders in het Frans? Iets clandestiens? Iets spannends? Iets wat ik in al mijn kleien Vlaamsheid niet begrijp?

Ik steek het wisselgeld en het kaartje verward in mijn handtas en ik wandel buiten. Niemand wenst me een bonne journée. Ik sta in het hart van Le Marais, op de rue Payenne, tussen het Picasso-museum en La Place des Vosges. Ik beslis dat ik verdwalen wil. Dat ik zonder enige verantwoordelijkheid voor richting, ondergedompeld wil zijn in deze stad. In het leven. In de liefde als ze mijn pad kruist. Ik verdool de hele dag, tot het schemert in Parijs, tot haar lichtjes ontwaken. Er brandt iets tegen mijn dij. Het is het kaartje in mijn handtas. Het lijkt te baden in een soort van aureool (maar misschien licht het ook wel gewoon op onder de blacklightbanner van de club waar ik op één of andere manier verzeild ben geraakt..) Ik zie nu pas dat het een uitnodiging is.

La Sirène du Marais

Wat moet ik hiermee? Ik houd niet van scancodes en vingerafdruktoestanden. Te meer omdat ik geen smartphone heb. Ik ben analoog. Ik woon IRL. Maar dat maakt mij ook stilaan gehandicapt in een wereld die steeds meer in een digitale dimensie verdwijnt. Ik zucht. De schubben op mijn bovenarmen trillen. De staartkern in mijn hoofd zwiept zenuwachtig op en neer. Ik denk aan de man in Le Sévigné. Je veux qu’on se rencontre. Adrenaline giert door mijn bloed. Ik baad in een zweem van zeelucht. Een jonge, zwarte matroos komt langs me staan. Vraagt of ik gechipt ben. Ik schud mijn hoofd, zeg dat ik analoog ben. Een rariteit. Dat ik thuishoor in één of ander houten kabinet. De matroos lacht, kijkt naar het kaartje in mijn handen en legt er zijn pols op. Beep. Dan neemt hij mijn wijsvinger en drukt die op het kaartje. Beep Beep. “Look @ the back of your hand”. Er verschijnt een adres en een routeplan op mijn hand. Rue de la Sirène 1313. Natuurlijk. Waar anders zou ik verwacht worden? “Just close your eyes & put your mind to it” lacht de matroos. Ik gehoorzaam. Sluit mijn ogen. Denk aan de man in Le Sévigné. Mijn benen worden week en glinsterend nat. De wereld rondom mij vertraagt. (Of adem ik gewoon te snel?) Ik word overspoeld door waanbeelden en onderwatergeluiden. Ik vraag me af of ik wel besta. Misschien ben ik gewoon iemands illusie. Ben je dat niet altijd?

“Madame?” Ik doe mijn ogen open. Le type du Sévigné staat voor me en reikt me een hand.

Ik kijk hem strak aan. Zeg in mijn beste Frans que “Je ne laisse me tutoyer que par les hommes avec qui j’ai couché et les femmes avec qui j’ai mangé 50 kg de sel“ (ik had dat eens ergens gelezen, maar dat hoefde hij niet te weten). Le type Sévigné lacht. Knikt. Het is al goed. Madame wordt gevouvoyeerd. We zijn niet voor niks in Parijs. Hij neemt mijn hand. We verdwijnen in een hoek van een plein via een deur die leidt door een tuin naar een kamer in een oud herenhuis met hoge, echovolle plafonds en kristallen kroonluchters.

Er weerklinkt applaus. Een menigte van uitzinnige, bloedmooie, sensuele mensen klapt in de handen als we de kamer betreden. Le Sévigné buigt en wijst me aan alsof ik een trofee ben. Opnieuw applaus. Ik weet niet goed of ik bejubeld of elk moment gelyncht kan worden. Mijn lippen en mijn tong zijn droog. Mijn bloed stolt stilaan tot zoutdruppels. Mijn pupillen zijn groot en uitnodigend. Ik gooi mijn haren los. Applaus. Ik dans rondom mezelf tot mijn benen op een staart lijken. Applaus. Ik smijt mijn armen in de lucht en roep: “Qui et où suis-je?” Wie en waar ben ik? De menigte verstilt. Le Sévigné komt dichterbij. Slaat zijn kolossale armen om me heen, kust me hard op mijn mond (mijn lippen trillen) en kijkt me ten slotte tevreden aan.

“Vous êtes, Madame…” zegt hij bloedserieus “la pièce manquante du puzzle, du mystère de la Sirène du Marais. Vous êtes, si vous voulez, la queu.” De staart? Ben ik een staart? Heb ik een staart? Ik kijk naar mijn benen. Maar die lijken verdwenen in een soort van laaghangende mist (verdampend zweet). Le Sévigné schudt zijn kop. Ik begrijp het niet. Hij knikt naar het publiek. Vier zwarte matrozen komen naar voren, grijpen elk een arm of een been van me en gordelen me vast in dit hoogst ongeloofwaardige (ik zei het toch!) verhaal. Ik bezwijk. Droom dat iemand mijn hersenpan opensnijdt en er de staartkern uitlepelt. Het ontbrekende stukje van La Sirène du Marais. Applaus! Dat Le Sévigné zijn creatie leven in blaast. Franse klanken in het bloed van de gekunstelde meermin. Applaus! Dat de menigte uitzinnig wordt en dat kleren & speeksel in het rond vliegen. Dat iedereen iedereen kust, likt & neukt. Qu’on se rencontre. Op de vloer. Van één of ander schouwspel. In mijn hoofd. Komt u ook? Vous êtes membre VIP.

A mouthful of silence

Geplaatst op

Once there was a man
who laid himself upon me

I thought of us as a poem
black on white
strong yet fragile

I slowly began to rhyme
to move my hips and dance
to the rhythm of our poetry

While his hands slid under
my skirt, my skin
around my waist of time

My synesthetic figure of style

I dropped my guard
as he advanced, as he planted his iklwa sword
in my tummy, as he grabbed my voracious throat

And choked me with silence

HOPI KACHINA DOLLS

(Don’t you know I’m a conquistador, he could have said. Striving to expand, to incorporate, to embody. To never loose ground, to always protect the borders of my lost land, my Kumari Kandam. He could have said. But he said nothing of that kind leaving me breathless instead with the sound of his withdrawing sword.)

 

Los tigres de papel*

Geplaatst op

Los tigres de papelCollage ‘Los tigres de papel‘ – 2019

 *De papieren tijgers

Ooievaar

Geplaatst op

ooievaar

TOET

Training & Onderzoek voor Ensemble Theater

Inner Voice Whisperings

Wat mijn hart met je delen wil

WILD AT HEART FORAGING

De natuur als voorraadkast!

BURT'S DRAMA

Inspiration, Insight and Information for Drama Teachers

Patterns of Meaning

Exploring the patterns of meaning that shape our world

Hardnekkige melodietjes

Kirstin Vanlierde

Swiss Policy Research

Geopolitics and Media

Kirsten Zeemeermin

Artikelen, verhalen, gedichten, sprookjes en muziek

A Fetish For Poetry

we write the streets

Verwoede noten

Hoge noten, lage noten en alles daartussen

De Taalfluisteraar

Interessante, leuke, toffe en bijwijlen humoristische stukjes over taal

POETRY

| WRITTEN BY KRAGE

THE DREAM LIFE OF BALSO SNELL

over boeken en auteurs

second part of my life

Geluk volgt uit tevredenheid en tevredenheid is een keuze

In de stilte

berichten en brieven, notities, teksten en radio-werk, tekens van leven en sterven, aanwezigheid en afwezigheid, labo en latrine, liefde en leed.

De Laatste IJsschots

Muziek, taal, poëzie

Evy Van Eynde

Theatermaker, performer, schrijver, docent & verwonderaar

Woordzoeker

Muzische, artistieke taaleducatie voor kinderen, jongeren en volwassenen

Het Ontstaan

Hoe de woorden zich bewegen en vorm worden

Roos van rijswijk

Schrijft, presenteert, interviewt, coacht en organiseert

Kim in de pen blogt

Belevenissen van een maandagskind

ben zo terug!

En toen was er...

Niels Hagen, een persoonlijk filosofisch weblog

Over: duurzaamheid, film, kunst, liefde, literatuur, muziek, politiek, sport en wetenschap

pazzidiparole.wordpress.com/

Ann Van Dessel - Erwin Steyaert - Hilde Pinnoo

Kunstflaneur.be

Verken de kunstwereld, één stap tegelijk.

Fotogedichten van Lenjef

Losse gedachten in woord en beeld gevangen ©

Figments of a DuTchess

not noble, just Dutch

LouTerLou, I'm telling you

blogs, columns, life

Goed Gezind

Terug naar de eenvoud

Kluger Hans

Online platform

Waar mijn pen ligt, ben ik thuis

Wherever I lay my pen, that's my home

KING BILLY's REPUBLIC

For whatever it's worth

Alowieke

Gewortelde nomade in Friesland

Stop Shop 2014

we stoppen de shopping waanzin (voor één jaar)

JEAN PHILIP DE TENDER

everything is a story

Taaldacht

Mijmeringen over de aard en wortels van onze taal

sarahgoodreau

things and not things.

Door Suzanne

De beleving in al haar facetten

Opmerkelijke Manieren

mijn ervaringen als lid van Mensa