Het beloofde een dag als een andere te worden. Een vrijdag. De werkweek zat erop. De kids waren opgehaald van school, hadden hun boekentassen in een stofvrije hoek gegooid. Dat kon eender welke hoek in het huis zijn. Niekske hield ze kraaknet. De hoeken in haar huis. Een lichte vorm van smetvrees, zei ze altijd. Maar dat was eigenlijk gelogen. Niekske wist dat stof gevaarlijk kon zijn. Niet voor de longen. Of voor je kapsel. Ze wist dat ze kleine, losse stofdeeltjes nooit de kans mocht geven om tegen elkaar te gaan klitten. Dan vormden zich in je huis (en in je hoofd) alternatieve verhaallijnen, borrelend in de kantlijnen van je persoonlijke geschiedenis. Die ze zo koesterde. Die ze zo hard probeerde te conserveren in zijn oorspronkelijke staat. Onder een glazen stulp. Zonder hoeken. Die moest ze dan alvast niet stofvrij houden.
De keukentafel was bezaaid met chocolade muizenstrontjes en broodkruimels. De kids likten aan hun melksnor en vertoefden in een parallelle wereld. Op vrijdag moest dat kunnen. Dan vierde Niekske de teugels. Terwijl ze de was netjes plooide aan de tuintafel, schoten haar ogen dwars door de glazen schuifdeur heen en weer over de woonkamervloer. Dan omhoog langsheen de muren tot in de hoeken tegen het plafond. Schichtig dan naar de verlichting. Daar wemelde het graag. Het losse stof. De uiteengerukte verhalen. Die zich op elk moment aan een ander los stofje zouden kunnen hechten. Om zo heel haar verleden overhoop te gooien. En daarmee de persoon die ze nu was. Waaraan ze zo hard had gekneed. Tot ze er enigszins vrede mee had. De regelrechte waarheid. Alles netjes gerangschikt. In de ladenkast in haar hoofd. Eén voor één sloot ze de schuifjes. Stak het gouden sleuteltje in haar broekzak. Voelde hoe het afdaalde tot in de kelder. Knipte het licht uit. Voelde het branden tegen haar dij.
Er stopte een auto voor het huis. De motor werd afgezet. Een deur ging open. Twee stemmen. Een moeder en een kind. Niekske verwachtte hen. ‘Kom maar langs achter’, riep ze. De moeder en het kind liepen licht als een zuchtje wind over de klinkers, door het poortje, langs de zijgevel tot op het achterkoertje. Niekske zag dat ze zonder bagage waren. Een paar souveniertjes misschien. Ze keuvelden over het voetballend konijn. Het kind geloofde er niks van. Verborg haar hoofd onder moeders rok. Deed alsof ze niet praten kon. Niekske gebaarde met haar kin dat het klaar lag. De moeder keek ernaar. Zag hoe het lag te blinken in de late namiddagzon. Meer woorden behoefde deze transactie niet. Stof in ruil voor een lege lade. Een nieuw verhaal waarvan zij de losse woorden niet langer hoefde mee te slepen. De overdracht geschiedde. De moeder en het kind vertrokken. Niekske keek hen niet na. Stapte achterop een motor. Scheurde over de nieuwe verkavelingen. De brakke grond in haar hoofd.